Werkvertaling: Boodschap voor Wereldvredeszondag 1 januari 2004
Een steeds actuele opgave: om tot vrede op te voeden. 

 

Mijn woorden zijn gericht tot u, leiders van de landen, die de plicht hebben om vrede te bewerkstelligen!

Tot u, juristen, die zich inzetten om te komen tot vreedzame overeenkomsten, omdat u de overeenkomsten en verdragen binnen een volkenrechterlijk kader een wettelijke status geeft!

Tot u, opvoeders van de jeugd, die op alle continenten onvermoeibaar werken om het geweten langs wegen van inzicht en dialoog te vormen!

En tot u, mannen en vrouwen die geneigd zijn om onacceptabele manieren zoals terrorisme te grijpen, waardoor u de zaak waar u eigenlijk voor strijdt in twijfel trekt!

Luistert allen naar het demoedige appèl van de Navolger van Petrus, die luidt roept: Heden nog, bij het begin van het nieuwe jaar 2004, is vrede mogelijk. En wanneer de vrede mogelijk is, dan is deze ook een plicht 

1. Een praktisch initiatief

Mijn eerste Boodschap voor wereldvredesdag, in het begin van januari 1979, had als centraal thema: "Tot vrede opvoeden, om tot vrede te komen"

Met die Boodschap trad ik in de voetsproren die Paus Paulus VI zaliger gedachtenis heeft uitgezet, zodat 1 januari van ieder jaar als Wereldgebedsdag voor de vrede gevierd zal worden. Ik herinner aan de woorden van de overleden Paus bij het begin van 1968: "Wij zouden het toejuichen, wanneer ieder jaar deze viering herhaald zou kunnen worden als wens en getuigenis, bij het begin van ieder jaar, dat de tijd van ons menselijk bestaan ons stuurt en leidt zodat de vrede, met zijn juiste en gewenste evenwicht, zal overheersen bij het ontvouwen van de geschiedenis die nog komende is." <[Paus Paulus VI, Insegnamenti V (1967), S. 620]>

Omdat ik deze toezegging van mijn vereerde voorganger op de Stoel van Petrus mij eigen heb willen maken, wil ik ieder jaar deze edele traditie voortzetten om op de eerste dag van het burgerlijke nieuwe jaar na te denken over en het gebed wijden aan de vrede in de wereld.

Tijdens de vijfentwintig jaar van mijn pontificaat die Heer me tot nu toe gegeven heeft, heb ik nimmer versaagd om tot de Kerk en de wereld te spreken, daarbij gelovigen en alle mensen van goede wil uitgenodigd de zaak van de vrede op te pakken en om te helpen het fundamenteel goede te bereiken, daarbij de wereld een betere toekomst voor te houden, een die gekenmerkt wordt door het vredig samenleven en wederzijds respect.

Opnieuw voel ik dit jaar de diepe wens om alle mannen en vrouwen, op elk continent, uit te nodigen om een nieuwe werelddag voor de vrede te vieren. De mensheid heeft nu meer dan ooit het nodig het pad van eendracht terug te vinden, zozeer is het nu overspoeld door zelfzuchtigheid en haat, door de dorst naar macht en lust van wraak.

2. De kunst van de vrede

In de 11 boodschappen die Paus Paulus VI de wereld heeft gegeven zet in een opgaande lijn de weg uit die gevolgd moet worden om het ideaal van de vrede te bereiken. Langzaam maar zeker zette deze grote Paus de diverse hoofdstukken van een ware "kunst van de vrede" uiteen. Het kan behulpzaam zijn om de thema's van die boodschappen, die Paus Paulus VI voor deze gelegenheid heeft nagelaten, nog eens in herinnering te roepen. <[2]> Elk van deze Boodschappen zijn nog steeds actueel. Zeker met de tragedie voor ogen van oorlogen die sinds het begin van het Derde Millennium nog steeds overal ter wereld bloed laten vloeien, vooral in het Midden Oosten, klinken deze Boodschappen als een profetische vermaningen.

3. Een inleiding over de vrede

In de loop van deze 25 jaar van mijn pontificaat heb ik van mijn kant getracht, op de door mijn vereerde voorganger ingelagen weg voort te gaan. Aan het begin van ieder nieuw jaar heb ik de mensen van goede wil opgeroepen, over de verschillende aspecten van een geordend samenleven in het licht van het verstand en geloof na te denken.

Op deze wijze is een samenvatting van de leer over de vrede ontstaan, die tevens een inleiding is naar dit belangrijke thema is geworden: een introductie, die voor ieder mens die het goede is toegedaan, eenvoudig te begrijpen is, die zich echter ook met haar uiterst belangwekkende inhoud richt tot diegenen, die het lot van de mensen zeer na aan het hart is. <[3]>

De verscheidene aspecten van het prisma van de vrede zijn nu rijkelijk belicht. Er blijft ons nu niets anders over dan eraan te werken, dat de idealen van een vreedzaam samenleven met zijn heldere verplichtingen ons bewustzijn van ieder individueel en van de voljen doordringt. Voor ons Christenen is het de opgave, ons zelf en de anderen tot vrede op te voeden, een wezenskenmerk van religie. Vrede verkondigen betekent namelijk voor Christenen Christus, die "onze vrede is" (Ef. 2, 14), en Zijn Evangelie, het "Evangelie van vrede" (Ef. 6, 15), te verkondigen, zowel als allen aan de Zaligsprekingen te herinneren, "Vredestichters" te zijn <[vgl. Mt. 5, 9]>

4. Vrede onderwijzen

In mijn Boodschap voor de Werelddag van de vrede van 1 januari 1979 deed ik deze oproep: Om vrede te bereiken, leer de vrede!. Nu is deze oproep belangrijker dan ooit, want mannen en vrouwen, zijn geneigd te vervallen tot fatalisme, alsof vrede een onbereikbaar ideaal is geworden, in het licht van de tragedies die de mensheid blijven teisteren.

De Kerk, anderzijds, heeft altijd geleerd en leert ook heden ten dage de eenvoudige waarheid: vrede is mogelijk. Inderdaad, de Kerk wordt niet moe van het herhalen dat vrede een plicht is. Het moet gebouwd worden op de vier pijlers die de Zalige Paus Johannes XXIII in zijn encycliek "Pacem in Terris" heeft aangegeven: "waarheid, gerechtigheid, liefde en vrijheid". Een plicht die ons allen is opgelegd die de vrede liefhebben: de plicht namelijk om deze idealen te leren aan nieuwe generaties om deze voor te bereiden op een betere toekomst voor de mensheid.

5. Opvoeding tot wettigheid 

Tot deze opgave van de opvoeding in de vrede behoort met bijzondere nadruk de noodzakelijkheid, de individuele mens als de volkeren te begeleiden om de internationale ordening te respecteren en de door de autoriteiten, haar legitieme vertegenwoordigers, opgenomen verplichtingen te respecteren. De vrede en volkerenrecht zijn zeer nauw met elkaar verbonden: het recht bewerkt de vrede.

Sinds het begin van de beschaving zijn de diverse groeperingen van mensen erop uit geweest om met elkaar overeenkomsten en verdragen te sluiten, die het willekeurige gebruik van geweld moesten vermijden en die de, door verloop van tijd ontstane strijdpunten, via een vredevolle oplossing mogelijk zouden maken. Op deze wijze ontstond naast de rechtsordening van de volken zelf ook een complex van normen, die met de naam "ius gentium" (Volkerenrecht) aangeduid wordt. In de loop van de tijd heeft zich deze, door een aantal historische gebeurtenissen, verder verbreed en verfijnd.

Een sterke versnelling van dit proces is het gevolg geweest van het ontstaan van de moderne staten. Sinds de 16e eeuw zijn juristen, filisofen en theologen bezig geweest om de diverse onderdelen van het volkerenrecht verder uit te werken, zodanig dat ze verankerd ligt in de belangrijkste grondbegrippen van het natuurrecht. Op deze manier kregen de algemene principes, die aan het recht binnen een staat vooruitgaan en het overheersen en die de eenheid en de gmeenschappelijke roeping van de mensenfamilie verantwoording schuldig is, een toenemend belang.

Een centrale plek onder al deze principes neemt met zekerheid de grondwaarde "pacta sunt servanda" in: men dient zich te houden aan de uit vrije wil gesloten overeenkomsten. Dit is de achilleshiel en een onvervangbare vooronderstelling voor iedere relatie tussen zich verantwoordelijk gedragende contractpartijen. Het niet nakomen kan alleen een situatie van wetteloosheid oproepen en aanleiding zijn tot spanningen en tegenstellingen, die daardoor zeer negatieve uitwerkingen kunnen hebben. Het wijzen op deze grondregel lijkt het meest op zijn plaats te zijn, in die situatie waar het duidelijk is dat men de verleiding niet kan weerstaan liever op het recht van de sterkste te rekenen dan op de kracht van het recht te bouwen.

Een van de aanleidingen is zonder twijfel het drama dat de mensheid tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft moeten beleven: een afgrond aan geweld, vernieling en dood, zoals men nog nooit daarvoor gekend heeft.

6. Respect voor het recht

Deze oorlog met zijn ontzetting en vercshrikkelijke en het verwonden van de menselijke waardigheid, waartoe het gelegenheid heeft gegeven voerde ror een diepgaande vernieuwing van de internationale rechtsorde. In het centrum van een ver doorgevoerde actualisering, normgevende en ge"institutionaliseerd systeem werd de bescherming en de zekerstelling van de vrede vastgelegd. Om over de vrede en de zekerheid op een wereldwijd niveau te waken en om de inzet van de staten tot het waarborgen van en de inzet voor dit fundamentele goed van de mensheid aan te moedigen, hebben de regeringen zelf een organisatie opgericht, de "Organisatie van de Verenigde Naties" met een eigen verregaande handelingsbevoegdheid dit toevertrouwd is aan "Veiligheidsraad". Als centrale punt van het systeem werd het verbod om geweld te gebruiken opgesteld. Een verbod, dat naar het bekende hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties slechts twee uitzonderingen kent. De ene bekrachtigd het in het natuurrecht vastliggende recht op een legitieme zelfverdediging, die na bepaalde vooraf bepaalde voorwaarden en binnen het kader van de Verenigde Naties is uit te oefenen: daarbij dus ook binnen de traditionele grenzen van de noodzakelijkheid en proprotionaliteit.

De andere uitzondering bestaat in het collectieve veiligheidssysteem, waarvan de Veiligheidsraad de instantie is die verantwoordelijk is op het gebied van het instandhouden van de vrede met beslissingsbevoegdheid en een ruime vrijheid van handelen kent.

Het Handvest van de Verenigde Naties is een uitgewerkt systeem dat "komende geslachten" moet "behoeden voor de gesel van de oorlog, die tweemaal in ons leven onnoemelijk leed over de mensheid heeft gebracht". <[Preambule van de Handvest van de Verenigde Naties 26 juni 1945, zie www.unbenelux.org/handvest02.htm ]> De kloof die in de internationele gemeenschap is ontstaan, waardoor vijandige blokken tegenover kwamen te staan, aan de ene kant van de wereld in de Koude Oorlog, zoals ook via geweldadige conflicten in andere regionen, hebben in de daaropvolgende decennia een toenemende afbreuk gedaan aan de prognoses en hoop die er was in de periode direct na de Tweede Wereldoorlog.

7. Een nieuwe internationale orde

Toch moet men erkennen, dat de Verenigde Naties, ondanks zijn beperkingen en vertragingen, die voor een belangrijk terug zijn te voeren op gebreken bij haar leden, door het bevorderen van de culturele en institutionele basis voor de opbouw van de vrede in belangrijke mate daartoe heeft bijgedragen de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de vrijheid van de volkeren en aanspraak op ontwikkeling te bevorderen.

De inzet van nationale regeringen wordt vooral aangemoedigd door het besef dat de idealen van de Verenigde Naties wijd verspreid zijn, vooral door de praktische invulling van solidariteit en vrede via zoveel individuele mensen, zowel als door leden van niet-gouvermentele-organisaties en mensenrechtenbewegingen.

Het handelt om zeer belangrijke aansporingen tot een hervorming waardoor de Verenigde Naties effectiever kan werken aan haar nog immer geldige statutair doelstellingen: "Maar staande voor een nieuwe en moeilijkere etappe van haar authentieke ontwikkeling heeft de mensheid nu een hogere graad van internationale ordening nodig" <[Paus Johannes Paulus II, Encycliek "Sollicitudo rei socialis" 30 december 1987, nr. 43]> De staten moeten dit doel als een duidelijke morele en politieke verplichting zien, die oproept tot wijsheid en beslisdheid. Ik hernieuw de wens, die ik in 1995 heb uitgesproken: "Het is noodzakelijk dat de Verenigde Naties zich steeds meer verwijderd van het kille stadium van een administratief instituut naar een moreel centrum verheft, waarbinnen alle naties zich thuis voelen en waarin een gemeenschappelijk bewustzijn zich ontvouwd, om een "Familie van volkeren" te zijn" <[Paus Johannes Paulus II, Toespraak tot de 50e Algemene Vergadering van de VN, 5 oktober 1995]>

8. De dodelijke gesel van het terrorisme

Tegenwoordig kan het volkerenrecht slechts met moeite oplossingen vinden voor de conflictsituaties, die door de gewijzigde verhoudingen in de wereld zijn ontstaan. Onder de dragers van de conflictdreigingen bevinden zich vaak niet aan staten gebonden daders: groepen, die voort zijn gekomen door het uit elkaar vallen van staten, of die in verbinding staan met wensen tot onafhankelijkheid of die samenhangen met niets ontziende criminele organisaties. Een rechtsorde gebaseerd op normen, die in de loop van de eeuwen is ontwikkeld, om de relaties tussen souvereine staten te regelen, heeft het dan moeilijk, conflicten te bezweren, waarin ook groepen ageren, die zich niet volgens de gebruikelijke kenmerken van een staat laten beschrijven. Dit geldt in het bijzonder voor terroristische groeperingen.

De plaag van het terrorisme is in de laatste jaren aggresiever geworden en heeft afschuwelijke moorden gepleegd, die de weg van dialoog en onderhandelingen onmogelijk maken, meer in het bijzonder in het Midden-Oosten, waar de spanningen en de problemen erger zijn geworden.

Om succesvol te zijn, kan de strijd tegen het terrorisme niet alleen maar bestaan uit onderdrukking en strafacties. Het is noodzakelijk dat het gebruik van geweld, ook wanneer het noodzakelijk is, gepaard gaat met moedige en nuchtere analyses naar de achtergronden, die aan de terroristische aanslagen ten grondslag liggen. Tegelijk moet de inzet tegen het terrorisme ook op het politieke en het pedagogische vlak uitgewerkt worden: enerzijds door het wegnemen van de oorzaken van situaties van onrecht, die vaak oorzaak is van de bloedigste vertwijfelingsacties; anderzijds dat men zich inzet voor een opvoeding, die ge"inspireerd is door respect voor het menselijk leven onder alle omstandigheden. Die eenheid van de menselijk geslacht is een veel sterkere realiteit dan ieder toevallige scheiding waarbij mensen en volkeren uit elkaar gespeeld worden.

{rest 8 volgt nog}

9. De bijdrage van de Kerk

{volgt}

10. Een cultuur van liefde

{volgt}

Terug

 
Samenstelling, vertaling  en bewerking: © 2001-2003, Stichting InterKerk, Poeldijk 
Bron: www.vatican.va
2003122801.htm