Encycliek "Ecclesia de Eucharistia"
(werkvertaling in opbouw) laatste stand 18-mrt-2004
Inhoudsopgave

Inleiding (nrs. 1 - 10; gereed)
Hoofdstuk 1 "Het mysterie van het geloof" (nrs. 11 - 20; gereed 11-16)
Hoofdstuk 2 "De Eucharistie bouwt de Kerk op" (nrs. 21 - 25)
Hoofdstuk 3 "Apostoliciteit van de Eucharistie en van de Kerk" (nrs. 26 - 33; gereed 29)
Hoofdstuk 4 "De Eucharistie en de kerkelijke gemeenschap" (nrs. 34 - 46)
Hoofdstuk 5 "De waardigheid van de viering van de Eucharistie" (nrs. 47 - 52)
Hoofdstuk 6 "In de school van Maria kijken naar de Eucharistie en Maria" (nrs. 53 - 58; gereed) 
Slot

Toelichtingen

Synthese van de Encycliek
Reacties van de Nederlandse Bisschoppenconferentie
Reacties van diverse Bisschoppenconferenties en anderen wereldwijd

Andere vertalingen

Engels, Frans, Duits, Italiaans, Latijn, Pools, Portugees, Spaans 
INLEIDING

1. De Kerk leeft van de Eucharistie. Deze waarheid geeft niet alleen een alledaagse geloofswaarheid weer, maar houdt ook een samenvatting in van de kern van het mysterie van de Kerk. Met vreugde ervaart ze op verschillende wijze de blijvende vervulling van de profetie: "Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 20); intussen is zij blij om de aanwezigheid van de Heer op een unieke nabijheid in de de heilige Eucharistie door de verandering van Brood en Wijn in het Lichaam en Bloed van Christus. Sinds de Kerk, het Volk van het Nieuwe Verbond, om de Pinksterdag haar pelgrimstocht naar het hemels thuis is begonne, kenmerkt het Allerheiligst Sacrament continu iedere dag en vervult zij deze met een vertrouwvolle hoop. Met recht heeft het Tweede Vaticaans Concilie geleert, dat het eucharistische offer "Bron en hoogtepunt is van heel het christelijk leven". "De Heilige Eucharistie bevat immers de heilsmiddelen van de Kerk in zijn volledige omvang, Christus zelf, onze Paaslam en het Levende Brood." Vandaar kijkt de Kerk voortdurend naar in het Sacrament des Altaars aanwezige Heer, waarin ze de volledige weergave van Zijn oneindige Liefde ontdekken.

2. Gedurende het Grote Jubileum van het jaar 2000 mocht ik de Eucharistie vieren in de Zaal van het Laatste Avondmaal te Jeruzalem; daar, waar zij volgens de overlevering voor het eerst door Christus zelf voltrokken werd. Deze Avondmaalszaal is de plaats van de instelling van dit heiligste Sacrament. Daar nam Christus het brood in zijn handen, brak en gaf het zijn leerlingen met de woorden: "Neemt en eet allen daarvan: dit is Mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt". <[vgl. Mt 26,26; Lk 22,19; 1 Kor 11,24]> Daarna nam Hij de kelk met de wijn in Zijn handen en zei tot hun: "Neemt en drinkt hier allen uit: dit is de Kelk van het nieuwe en eeuwige verbond, mijn Bloed, dat voor u en voor allen vergoten wordt tot vergeving van de zonden". <[vgl. Mk 14,24; Lk 22,20; 1 Kor 11,25]> Ik ben de Heer Jezus dankbaar, dat ik juist op die plek gehoorzaam kon zijn aan Zijn opdracht door te herhalen: "Doet dit tot Mijn gedachtenis" (Lc 22,19), dezelfde woorden, die Hij 2000 jaar geleden uitgesproken heeft. Hebben de Apostelen, die deelnamen aan dat Laatste Avondmaal de bedoeling van die woorden begrepen, die uit de mond van Christus kwamen? Misschien niet. Deze woorden werden pas geheel duidelijk aan het einde van het Heilig Triduum, dat is in de periode van Witte Donderdag tot en met zondagmorgen. In deze dagen is het mysterium paschale (paasmysterie) geschreven geworden, en op dezelfde wijze het mysterium eucharisticum (mysterie van de eucharistie)

3. Uit het Paasmysterie is de Kerk voortgekomen. Juist daarom staat de Eucharistie als Sacrament van het Paasmysterie bij uitmuntendheid in het middelpunt van het kerkelijk leven. Dat kan men al zien aan de eerste beschrijvingen van de Kerk, die ons de Handelingen van de Apostelen laten zien: "Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk lleven en ijverig in hte breken van het brood en in het gebed" (Hand. 2, 42). Met "het breken van het brood" is de Eucharistie bedoeld. Na twee duizend jaar zijn we nog steeds bezig dit oorspronkelijke beeld van de Kerk tot uitdrukking te brengen. En wanneer wij dat doen in de Eucharistieviering, richten we onze ogen van onze ziel zich op het Paas Triduum: op dat wat zich afspeelde tijdens het Laatste Avondmaal op de avond van Witte Donderdag, en op datgene wat daarna gebeurd is. De instelling van de Eucharistie gaat op sacramentele wijze de gebeurtenissen vooraf , beginnend met de doodsangst in Gethsemane, die zouden volgen. Wederom zien we Christus, hoe Hij de Avondmaalszaal verlaat om met zijn leerlingen de beek Kedron over te steken en het Hof van Olijven te gaan. In dit Hof zijn nog steeds oeroude bomen. Misschien zijn zij getuige geweest, van wat toen in hun scahduwen heeft plaatsgevonden, toen Christus tijdens het gebed doodsangsten uitstond en Zijn zweet als bloed op de aarde viel. <[vgl. Lc 22, 44]> Dat bloed, dat Hij kort daarvoor aan de Kerk als drank van heil in het sacrament van de Eucharistie heeft achtergelaten, begon toen al vergoten te worden. Snel daarna zou het vergieten van Zijn bloed op Golgotha voltooid worden, om zo tot werktuig van onze verlossing te worden: "Christus is gekomen, de hogepriester van het waarachtige heil; [...] zo is Hij het heiligdom binnengegaan, niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met het eigen bloed, en heeft Hij een eeuwige verlossing verworven." (Hebr. 9, 11-12)

4. Het uur van onze verlossing. Hoewel hard beproeft, vlucht Christus niet voor zijn "uur": "Wat moet Ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot aan dit uur gekomen!" (Joh. 12, 27). Hij verlangt ernaar dat de leerlingen bij Hem blijven, maar Hij moet toch de eenzamheid en de verlatenheid ervaren: "Ging het dan uw krachten te boven één uur met Mij te waken? Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat." (Mt. 26, 40-41). Alleen Johannes zal met Maria en de vrome vrouwen onder het kruis blijven. De doodsangst in Gethsemane heeft de doodsangst van het kruis van Goede Vrijdag ingeleid. Het heilige uur, het uur van de verlossing van de wereld. Wanneer de Eucharistie bij het graf van Jezus in Jeruzalem gevierd wordt, keert men bijna tastbaar terug naar een "uur", het uur van het kruis en de verheerlijking. Op deze plaats en in dit uur verplaatst zich op geestelijke wijze iedere priester, die de heilige Mis viert, gemeenschappelijk met de christelijke gemeente, die daaraan deelneemt.

"Gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, op de derde dag verrezen uit de doden." De woorden van de geloofsbelijdenis klinken door in de woorden van de overweging en de verkondiging: "Ecce lignum crucis in quo salus mundi pependit. Venite adoremus". Deze uitnodiging, op de namiddag van Goede Vrijdag, spreekt de Kerk uit aan alle mensen. Zij neemt haar zang gedurende de Paastijd weer op om te verkondigen: "Surrexit Dominus de sepulcro qui pro nobis pependit in ligno. Alleluia".

5. "Mysterium fidei! - Mysterie van het geloof!". Op deze door de priester gezongen of gesproken woorden antwoorden de medevierenden: "Uw dood, o Heer, verkondigen wij en Uw opstanding vieren wij, totdat Gij wederkomt in heerlijkheid". Op deze of gelijke woorden openbaart de Kerk, dat zij Christus in het geheim van zijn lijden toont, ook haar eigen geheim: Ecclesia de Eucharistia. Voordat de Kerk naar buiten trad door de pinkstergave van de Heilige Geest en zich op weg begad de wereld in, is een beslissend moment voor haar ontwikkeling zeker de instelling van de Eucharistie in de Avondmaalszaal geweest. Haar fundament en haar bron is het zogenaamde Triduum Paschale. Deze is echter in de de eucharistische gaven zowel bijeengebracht, voorafgebeeld als voor altijd "geconcentreerd". In deze gave vertrouwde Christus de Kerk de altijd blijvende aanwezigheid van het Paasmysterie toe. Met haar ontstond er een geheimnisvolle "gelijktijdigheid" tussen dat Triduum en de loop van de geschiedenis. Deze gedachte roept in ons een gevoel van grote en dankbare verwondering op. In het paasgebeuren en in de Eucharistie, zoals deze door de eeuwen heen tegenwoordig is gesteld, ligt een werkelijk geweldige "mogelijkheid", omdat de hele geschiedenis de ontvanger is van de verlossingsgenade. Deze verwondering moet steeds in de viering van de Eucharsitie door de verzamelde kerkgemeenschap gevoeld worden. Op bijozndere wijze moet het echter de schenker van de Eucharistie begeleiden. Hij is het inderdaad, die dankzij de hem verleende volmacht in het sacrament van de priesterwijding, het toekomt om de consecratie te voltrekken. Hem is het voorbehouden, met de volmacht die hem door Christus vanuit de Avondmaalszaal ten deel is gevallen, te zeggen: "Dit is Mijn Lichaam, dat voor u wordt gegeven...Dit is de Kerk van het nieuwe en eeuwige verbond, Mijn Bloed, dat voor u vergoten is..." De priester spreekt deze woorden uit of beter, hij stelt zijn mond en zijn stem ter beschikking aan Degene die deze woorden in de Avondmaalszaal gesproken heeft en die gewild heeft dat ze van generatie op generatie voor iedereen herhaald zullen worden, die de Kerk door de wijding aan Zijn priesterschap deel laat hebben.

6. Deze "verbazing" over de Eucharistie wil ik met deze encycliek graag opnieuw opwekken, als voortzetting ook van de erfenis van het Jubileum dat ik de Kerk met het Apostolische Schrijven 'Novo millennio ineunte’ en met zijn mariale kroning 'Rosarium Virginis Mariae’ wilde overdragen. Het aangezicht van Christus aanschouwen en het met Maria overwegen is het 'programma’, waarop ik de Kerk in het morgenrood van het derde millennium gewezen heb, en waarvoor ik u uitnodig, met enthousiasme voor de nieuwe evangelisering, de zee van de geschiedenis op te varen. Christus aanschouwen betekent, Hem kunnen herkennen, waar Hij zich ook maar toont op de vele wijzen van Zijn aanwezigheid, vooral echter in het levende Sacrament van Zijn Lichaam en Zijn Bloed. De Kerk leeft van de eucharistische Christus. Door Hem wordt zij gevoed, door Hem wordt zij verlicht. De Eucharistie is het mysterie van het geloof en tegelijk het "Geheim van het Licht". Iedere keer, wanneer de Kerk het viert, kunnen de gelovigen in zekere zin de ervaring beleven van de Emausgangers: "Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem" (Lc. 24, 31)

7. Sinds het begin van mijn dienst als Opvolger van Petrus heb ik met Witte Donderdag, de dag van de Eucharistie en de priesters, met mijn brief aan alle priesters van de wereld steeds een bijzonder aandacht willen geven. Dit jaar, het vijfentwintigste van mijn pontificaat, wil ik graag de gehele Kerk op een nog omvangrijkere manier aan deze Eucharistische overwegingen betrekken. Daarbij wil ik de Heer ook danken voor het geschenk van de Eucharistie en het priesterschap: "Geschenk en geheim". Bij het uitroepen van het Rozenkransjaar heb ik juist deze vijfenwtintig jaar van mijn pontificaat onder het teken willen stellen van de aanschouwing van Christus in de school van Maria. Het is daarom dat ik deze Witte Donderdag 2003 niet voorbij wil laten gaan, zonder voor het "eucharistische aangezicht" van Christus aanwezig te willen blijven en met nieuwe kracht de Kerk op de centrale betekenis van de Eucharistie te wijzen. Uit haar leeft de Kerk. Van dit "levende Brood" voedt zij zich. Hoe zou ik de noodzaak niet voelen, allen op te roepen deze ervaring telkens opnieuw te maken?

8. Wanneer ik aan de Eucharistie denk en daarbij op mijn leven als priester, Bisschop en Opvolger van Petrus zie, herinner ik mij spontaan de vele momenten en de vele plaatsen waar het mij gegeven is haar te vieren. Ik herinner me aan de parochiekerk van Niegowic, waar ik mijn eerste pastorale taak kreeg, aan de collegiale kerk St. Florian in Krakau, aan de kathedraal op de Wawel, de St. Pieter en aan de vele basilieken en kerken van Rome en in de gehele wereld. Ik kon de Heilige Mis in kapellen naast bergpaden celebreren, aan de oevers van meren, aan de zeekusten; ik heb ze kunnen vieren aan altaren die in stadions waren opgericht, op de marktplaatsen in steden…. Deze zeer vele omgevingen van mijn Eucharistievieringen laten mij duidelijk ervaren welke universele en, om zo te zeggen, kosmische karakter deze vieringen hebben. Ja, kosmisch! Want ook wanneer men ze aan een klein altaar in een dorpskerk viert, wordt de Eucharistie steeds, in zekere zin, op het altaar van de wereld gecelebreert. Zij verbindt hemel en aarde. Zij omvat en vervult alle schepselen. De Zoon van God is mens geworden, om Hem, die alles uit het niets geschapen heeft, al het geschapene als een hoogste akte van lof terug te geven. En zo geeft Hij, die de eeuwige Hogepriester is, omdat Hij door zijn Bloed van het Kruis het eeuwige heiligdom binnengaat, de Schepper en Vader de gehele verloste schepping weer terug. Dit doet Hij door het priesterlijke ambt in de Kerk ter ere van de Allerheiligste Drieeenheid. Waarachtig, dit is het mysterium fidei, dat door de Eucharistie tegenwoordig gesteld wordt: De wereld, die uit de handen van de God de Schepper is voortgekomen, keert tot Hem terug als een door Christus verloste.

9. De Eucharistie, de heilbrengende tegenwoordigheid van Jezus in de gemeenschap van de gelovigen en haar geestelijke voedong, is het meest waardevolste goed, dat de Kerk op haar pelgrimstocht door de geschiedenis kan hebben. Dit verklaard daarom dan ook de bezorgde aandacht, die zijn het eucharistische Msyterie steeds omgeven heeft; een aandacht die zich aangetoond wordt door de uitspraken met autoriteit gedaan door Concilies en Pausen. Hoe kan men niet bewonderen de leerstellige uitleg in de Decreten over de Heilige Eucharistie en over het hoogheilige Offer van de Mis, zoals deze door het Concilie van Trente zijn afgekondigd? Door de eeuwen heen zijn deze documenten leidend geweest voor zowel de theologie als ook voor de catechese, en ze zijn nog steeds de dogmatische ijkpunten voor de voortdurende vernieuwing en voor de groei van het Volk van God in het geloof en in de liefde tot de Eucharistie. Uit het recente verleden kan men drie Encyclieken noemen: de Encycliek 'Mirae Caritatis’ (28 mei 1902) van Paus Leo XIII, de Encycliek 'Mediator Dei’ (20 november 1947) van Paus Pius XII en de Encycliek 'Mysterium Fidei’ (3 september 1965) van Paus Paulus VI. Het Tweede Vaticaans Concilie, hoewel het geen specifiek document over het Eucharistische mysterie heeft voortgebracht, belicht haar diverse aspecten in ieder geval door de innerlijke eenheid van haar documenten, in het bijzonder in de dogmatische Constitutie "Lumen Gentium" en in de Constitutie over de heilige Liturgie "Sacrosanctum Concilium". Ik zelf heb in de eerste jaren van mijn apostolische dienst op de Leerstoel van Petrus met het Apostolische Schrijven "Dominicae Cenae" (24 februari 1980) enige aspecten behandeld van het eucharistische mysterie en zijn invloed op het leven van hen die zijn dienaren zijn. Vandaag neem ik de draad van deze uitleg weer op met mijn diep gegrepen en dankbare hart , waarbij ik de woorden van de psalmist graag weer laat klinken: "Kan ik ooit vergelden de Heer, alwat Hij voor mij heeft volvoerd? De beker des heils wil ik heffen, aanroepen de naam van de Heer" (Ps 116, 12-13)

10. Deze dienst aan de verkondiging van de zijde van het Leerambt heeft in de innerlijke groei van de chrsitelijke gemeenschap zijn antwoord gekregen. Zonder twijfel waren de hervormingen van de liturgie door het Concilie een grote winst voor een bewustere, actievere en vruchtbaardere deelname van de gelovigen aan het heilig Offer des Altaars. Voorts vindt de Aanbidding van het Allerheiligste Sacrament op vele plaatsen een belangrijke plaats in het dagelijks leven en wordt zo tot een onuitputtelijke bron van heiligheid. De aandachtige deelname van de gelovigen aan de euchristische processies op Sacramentsdag is een genade van de Heer, die ieder jaar al diegene met vreugde vervullen, die daaraan deelnemen. Men kan ook nog andere positieve tekenen van geloof en liefde voor de Eucharistie noemen. Helaas echter bestaat er naast dit licht ook veel duisternis. Inderdaad bestaan er plaatsen, waar bijna het volledig ontbreken van de cultus van de eucharistische Aanbidding vast te stellen is. Ook geeft het hier en daar in de Kerk de misbruiken, die daartoe bijdragen dat het juiste geloof en de katholieke leer over dit wonderbare Sacrament overschaduwd raken. Soms komt er een aanmerkelijke waardevermindering van de betekenis van de Eucharistie naar voren. Soms wordt zijn offerkarakter weggerooft, want dan wordt het eucharistische Mysterie zo gevierd, alsof het niet de zingeving en de waarde van een bijeenkomst van een gezellig eten overstijgen zou. Daarenboven wordt ook nog al eens de noodzakelijkheid van het priesterambt, dat gegrondvest is op de apostolische successie, overschaduwd, en wordt de sacramentaliteit van de Eucharistie gereduceert tot slechts werkzaam binnen de verkondiging. Daardoor ontstaan er hier en daar oecumenische praktijken, die, hoewel met edele motieven omgeven, eucharistische praktijken, welke de discipline waarmee de Kerk haar geloof uitdrukt, weerspreekt. Hoe kan men over al deze zaken de diepe droefheid tot uitdrukking brengen? De Eucharistie is een te groot goed, om tweespalt en minimalisering te accepteren. Ik vertrouw erop, dat deze Encycliek werkelijk daartoe zal bijdragen, dat de schaduwen van onacceptabele leren en praktijken verdreven zullen worden, waardoor de Eucharistie veel meer kan stalen in de glans van haar mysterie.

HOOFDSTUK 1

MYSTERIE VAN HET GELOOF

11. "De Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd" (1 Kor. 11, 23), heeft het Eucharistische offer van zijn Lichaam en Zijn Bloed gesticht. De woorden van de heilige apostel Paulus brnegen ons tot de dramatische omstandigheden terug, waaronder de Eucharistie onstaan is. In haar zijn de gebeurtenissen van het lijden en de dood van de Heer onuitwisbaar geschreven. Zij is niet alleen een zich-in herinnering roepen van, maar de sacramentele tegenwoordig stelling van het gebeuren. Ze is het kruisoffer, dat door de eeuwen heen voortduurt. Op een goede manier drukken de woorden, die de gelovigen in de latijnse ritus antwoorden op het uitroepen van de priester "Mysterie van het geloof", deze waarheid uit: "Uw dood, o Heer, verkondigen wij!" De Kerk heeft de Eucharistie van Christus, haar Heer, niet als zo maar een gave grekregen, kostbaar onder de vele anderen, maar als de gave op zich, omdat het gave van Hemzelf is, zijn persoon in zijn heilige mens-zijn, en ook van Zijn verlossingswerk. Dit beperkt zich niet tot het verleden, want "omdat alles wat Christus is en alles wat Hij voor de mensen gedaan en geleden heeft, deel uitmaakt van de goddelijke eeuwigheid en dus alle tijden overkoepelt en in alle tijden tegenwoordig gesteld wordt." . Wanneer de Kerk de heilige Eucharistie, het herdenken van de dood en de verrijzenis van haar Heer, viert, wordt dit centrale Mysterie van ons heil werkelijk tegenwoordig gesteld en "voltrekt zich het werk van onze Verlossing". Dit offer is voor de verlossing van het mensengeslacht zo beslissend, dat Jezus Christus het vervult heeft en eerst daarna na de Vader is teruggekeerd, nadat Hij ons een middel heeft achtergelaten, om daaraan deel te nemen, alsof we er zelf bij aanwezig zijn geweest. Iedere gelovige kan dus daaraan deelhebben en daaruit onuitputtelijke vruchten ontvangen. Dat is het geloof, waaruit de christelijke generaties door de eeuwen geleefd hebben. Dit geloof heeft het leerambt van de Kerk onophoudelijk met vreugdevolle dankbaarheid voor dit onschatbare geschenk bekrachtigd. Ik wil graag nog eenmaal aan deze waarheid herinneren en mij met u, mijn veelgeliefde broeders en zusters, in aanbidding voor dit mysterie gaan staan: het grote mysterie, het egheim van de barmhartigheid. Wat zou Jezus nog meer voor ons kunnen doen? Waarachtig, in de Eucharistie toont Hij ons een liefde, die "tot het uiterste toe" <[vgl. Joh. 13, 1]> gaat, een liefde die geen maat kent.

12. Dit aspect van de universele liefde van het eucharistische Sacrament vindt zijn oorsprong in de woorden van de Heiland zelf. Toen Hij het instelde, heeft Hij het niet beperkt door te zeggen: "Dit is Mijn Lichaam", "Dit is Mijn Bloed", maar Hij voegde eraan toe "dat voor u gegeven is…voor u vergoten wordt" (Lc. 22, 19-20). Hij bevestigt dus niet alleen, dat datgene dat Hij hen te eten en te drinken gaf, Zijn Lichaam en Zijn Bloed was, maar Hij drukte daarbij tevens het offerkarakter uit en laat daarmee Zijn offer, dat enige uren later op het Kruis voor het heil van allen gebracht zou gaan worden, op sacramentele wijze tegenwoordig worden. "De mis is tegelijk en onafscheidelijk de gedachtenis van het offer, waarin het kruisoffer vereeuwigd wordt, en van het heilig gastmaal dat bestaat in de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer."

De Kerk leeft onophoudelijk van het Verlossingsoffer, en dit wordt niet alleen tegenoetgetreden door een gelovig gedenken, maar ook in een actueel contact, want dit offer is dat op dit moment plaatsvindt. Het blijft op sacramentele wijze bestaan in iedere gemeenschap, die het door de handen van de gewijde priester voortbrengt. Op deze wijze geeft de Eucharistie de mensen van nu die verzoening, die Christus eens en voor al de mensheid van iedere tijd heeft bewerkstelligd. Inderdaad: "Het offer van Christus vormt met het offer van de eucharistie één enkel offer". De heilige Johannes Chrysostomus zei dit al heel helder: "Wij offeren telkens hetzelfde lam en niet vandaag het ene en morgen het andere, maar steeds dezelfde. Daarom is het offer steeds een […] Ook nu brengen we het ooferlam dat destijds geofferd werd en dat nooit vergaan is." De Mis stelt het offer van het kruis tegenwoordig, het voegt daaraan niets toe en verveelvoudigt het ook niet. Datgene dat zich herhaalt is de viering van de gedachtenis, zijn "herinnerende tegenwoordigstelling" (memorialis demonstratio), waardoor het enige en defintieve Verlossingsoffer van Christus in de tijd tegenwoordig wordt. De natuur van het offer van het eucharistische Mysterie kan daarom niet als iets op zichstaands beschouwd worden, onafhankelijk van het kruis of alleen maar met een indirecte betrekkening tot het offer op Golgotha.

13. Uit kracht van de innige betrekking tot het offer op Golgotha is de Eucharistie offer in de eigenlijke zin van het woord, en niet allen in een algemen zin, alsof het om slechts een zichzelf geven van Christus in een geestelijke spijs aan de gelovigen handelt. Het geschenk van Zijn liefde en Zijn gehoorzaamheid totaan de voltooing van het leven <[vgl. Joh. 10, 17-18]> is ten eerste een gave aan Zijn Vader. Natuurlijk is het gave ten gunste van ons heil, ja voor de hele mensheid <[vgl. Mt 26,28; Mk 14,24; Lk 22,20; Joh 10,15]>, maar dan nog is het ten eerste een gave aan de Vader: "een offer, dat de Vader aangenomen heeft, omdat Hij de volledige overgave van ZijnZoon, die 'gehoorzaam werd tot de dood’ (Fil. 2, 8), die hem als de Vader zijn eigen gave teruggaf, dat is een nieuw, eeuwig lven door de Opstanding". Doordat Christus de kerk Zijnoffer gegeven heeft, wilde Hij zich ook het geestelijke offer van de Kerk eigen amken, die geroepen is, met het offer van Christus ook zichzelf op te offeren. Dat leert ons het Tweede Vaticaans Concuilie met betrekking tot de gelovigen: "In de deelname aan het eucharistisch offer, bron en hoogtepunt van heel het chrsitelijke leven, dragen zij het goddelijk offerlam op aan God en zich zelf daarbij tevens."

14. Het Pasen van Christus omvat met het lijden en de dood ook Zijn Opstanding. Daaraan herinnert het antwoord van het volk na de consecratie: "Uw opstanding Heer prijzen wij". Daadwerkelijk laat het eucharistisch offer niet alleen het geheim van lijden en dood van de Verlosser tegenwoordig worden, maar ook het geheim van de Opstanding, waar het offer zijn bekroning in vindt. Voorzover Hij de levende en opgestane Heer is, kan Christus zich in de Eucharistie tot "Brood des Levens" (Joh. 6, 35.48), tot "levend Brood" (Joh. 6, 51) maken. De heilige Ambrosius prentte dit de nieuw gedoopten in als toepassing van het Verlossingswerk op het eigen leven: "Wanneer Christus vandaag in u is, zo staat Hij iedere dag van de doden op". De heilige Cyrillus van Alexandrien onderstreept dat de deelname aan de heilige Mysterien "een ware getuigenis en een ware herinnering zijn, dat de Heer gestorven is en tot leven is weergekeerd voor ons en voor ons heil".

15. De sacramentele tegenwoordigstelling van het offer van Christus in de Heilige Mis, die bekroond is door Zijn opstanding, bevat een hele bijzondere tegenwoordigheid in, die - om de woorden van Paulus VI te hernemen - "Deze tegenwoordigheid wordt een "werkelijke" tegenwoordigheid genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere manieren van tegenwoordigheid niet werkelijk zouden zijn, maar bij wijze van "uitnemendheid", omdat ze "substantieel" is, en hierdoor Christus, God en mens, totaal en volledig tegenwoordig komt. (Paulus VI, Encycliek "Mysterium Fidei", nr. 39). Daarmee wordt de nog altijd geldige leer van het Concilie van Trente opnieuw aan ons voorgehouden: "Door de consecratie van het Brood en de Wijn ontstaat er een gehele wezensverandering van de gehele substantie van het Brood in de substantie van het Lichaam van onze Heer en van de gehele substantie van de Wijn in de substantie van het Bloed. Deze overgang wordt door de heilige Katholieke kerk heel treffend en in eigenlijk zin als "transsubstantiatie" genoemd". Waarlijk, de Eucharistie is "mysterium fidei", een mysterie dan ons denken overstijgt en dat alleen in geloof aanvaard kan worden, zoals in de catechese van de Kerkvaders ten aanzien van dit goddelijk Sacrament zo vaak in herinnering is geroepen. De heilige Cyrillis van Jeruzalem maant ons: "Kijk niet alleen naar Brood en Wijn als natuurlijke elementen, want de Heer heeft nadrukkelijk gezegd, dat het Zijn Bloed en Wijn is. Het geloof bevestigt het, ook wanneer de zintuigen iets anders menen te zeggen".

"Adoro te devote, latens Deitas" zingen we de Doctor Angelicus na. Tegenover het Mysterie van de Liefde merken we de beperkingen van ons menselijk verstand. Men begrijpt hoe, door de eeuwen heen, deze waarheid de theologie heeft gestimuleerd om te zoeken naar de diepere betekenis.

Dit zijn lofrijke pogingen, welke des te meer behulpzaam zijn en inzicht verschaffen omdat zij de mogelijkheid geven kritisch na te denken over het "levende geloof" van de Kerk, in het bijzonder om met "betrouwbare charisma van de waarheid " en de "innerlijk begrip van de geestelijke dingen dat zij ervaren", dat vooral door de Heiligen is bereikt. Er blijft een grens die Paus Paulus VI heeft aangegeven: "Iedere theologische verklaring die probeert het mysterie duidelijk te maken, moet, om in overeenstemming te blijven met ons geloof, eraan vasthouden dat brood en wijn de substantie is, onafhankelijk van ons denken, na de consecratie niet meer bestaat, zodat het aanbidden van het Lichaam en Bloed van de Heer Jezus vanaf dat moment werkelijk aanwezig is onder de sacramentele gedaante van brood en wijn." 

16. De heilbrengende werking van het offer is volledig gerealiseerd wanneer we daaraan deel hebben door het ontvangen van het Lichaam en Bloed van onze Heer bij de communie. Het eucharistische offer is in zich gericht op de innige gemeenschap van ons gelovigen met Christus door middel van de communie: we ontvangen Hem zelf, die zich voor ons geofferd heeft, we ontvangen Zijn Lichaam dat Hij gegeven heeft voor ons op het Kruis en Zijn Bloed dat "voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden" (Mt. 26, 28). Herinneren we ons Zijn woorden: "Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Bader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij." (Joh. 6, 57). Het is Jezus zelf die ons verzekert dat deze vereniging, welke Hij vergelijkt met het leven van de Heilige Drieeenheid, werkelijkheid is geworden. De Eicharistie is werkelijk een maaltijd, waarbij Christus zich als voeding aanbied. Toen Jezus voor de eerste keer sprak over dit voedsel, waren zijn toehoorders verbaasd en verward, wat de Heer ertoe dwong om de objectieve waarheid van deze woorden te benadrukken: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. (Joh. 6, 57). Het gaat niet om voedsel als een metafoor: "Want Mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank" (Joh. 6, 55).

17. Doordat wij deelhebben aan zijn lichaam en zijn bloed, deelt Christus ons ook zijn Geest mee. Sint Efraïm schrijft: "Hij noemde het brood zijn levende lichaam, hij vulde het met zichzelf en met zijn Geest. … En degene die het met geloof eet, eet Vuur en Geest. … Neemt daarvan, eet allen daarvan, en eet daarmee de heilige Geest. Het is werkelijk mijn lichaam en degene die het eet zal leven in eeuwigheid." In de eucharistische epiclese vraagt de Kerk deze goddelijke Gave, bron van elke andere gave. In de Goddelijke Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus staat bijvoorbeeld te lezen: "Wij roepen U aan, wij bidden U en wij smeken U: zend uw heilige Geest over ons allen en over deze gaven, ... opdat zij die eraan deelnemen reiniging van de ziel verkrijgen, de vergeving van de zonden en de gaven van de heilige Geest." En in het Romeins Missaal vraagt de celebrant: "Geef dat wij mogen worden verkwikt door het nuttigen van zijn Lichaam en Bloed. Vervul ons van zijn heilige Geest opdat men ons in Christus zal zien worden tot één lichaam en één geest." Aldus doet Christus door de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed in ons de gave van zijn Geest toenemen, die wij reeds hebben ontvangen in het doopsel en die als een 'zegel' is aangeboden in het sacrament van het Vormsel.

18. De acclamatie die het volk uitspreekt na de consecratie vindt een gepast slot door het uitdrukken van de eschatologische dimensie die de viering van de Eucharistie kenmerkt <[vgl. 1Kor 11,26]>): "Tot Gij wederkeert". De Eucharistie betekent spanning naar het doel toe, voorsmaak van de door Christus beloofde volkomen vreugde <[vgl. Joh 15,11]>; in zekere zin is zij een vooruitlopen op het Paradijs, "onderpand van de toekomstige heerlijkheid". In de Eucharistie spreekt alles van een vertrouwvol wachten "hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon". Degenen die zich voeden met Christus in de Eucharistie hoeven niet te wachten tot het hiernamaals om het eeuwige leven te ontvangen: zij bezitten het reeds op aarde, als de eerste vruchten van een toekomstige volheid die de mens in zijn totaliteit zal omvatten. Want in de Eucharistie ontvangen wij ook de verzekering van onze lichamelijke verrijzenis bij het einde van de wereld: "Wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die bezit eeuwig leven: op de laatste dag laat Ik hem opstaan" (Joh 6,54). Deze verzekering van de toekomstige verrijzenis komt voort uit het feit dat het vlees van de Mensenzoon, gegeven als voedsel, zijn lichaam is in zijn verheerlijkte staat na de verrijzenis. Met de Eucharistie nemen wij, om zo te zeggen, het 'geheim' van de verrijzenis in ons op. Daarom definieert de heilige Ignatius van Antiochië terecht het eucharistische brood als "medicijn van de onsterfelijkheid, tegengif tegen de dood".

19. De eschatologische spanning die de Eucharistie oproept drukt de gemeenschap met de hemelse Kerk uit en versterkt die. Het is niet toevallig dat in de oosterse anaforen en in de eucharistische gebeden van de Latijnse ritus in verering aan Maria, de altijd maagdelijke Moeder van onze Heer en God Jezus Christus, aan de engelen, de heilige apostelen, de roemrijke martelaren en alle heiligen wordt gedacht. Dit is een aspect van de Eucharistie dat het verdient om naar voren te worden gehaald: terwijl wij het offer van het Lam vieren, verenigen wij ons met de hemelse Liturgie, en sluiten wij ons aan bij die geweldige menigte die roept: "De redding komt van onze God, die op de troon zetelt, en van het Lam!" (Apk 7,10). De Eucharistie is werkelijk een opening van de hemel die zich over de wereld spreidt. Ze is een straal van de heerlijkheid van het hemelse Jeruzalem, die de wolken van onze geschiedenis doorbreekt en die met zijn licht onze weg beschijnt.

20. Een betekenisvolle consequentie van de eschatologische spanning binnen de Eucharistie bestaat in het feit dat zij onze weg door de geschiedenis een impuls geeft, doordat zij een zaadje van levendige hoop legt in de dagelijkse toewijding van ieder afzonderlijk aan de vervulling van zijn eigen plichten. Wanneer de christelijke kijk op de dingen er werkelijk toe leidt dat wij kijken naar "de nieuwe hemel" en "de nieuwe aarde" <[vgl. Apk 21,1]>, dan verzwakt dit niet, maar stimuleert juist ons verantwoordelijkheidsgevoel voor de huidige wereld. Ik wil dit graag met kracht herhalen bij het begin van het nieuwe millennium opdat de christenen zich meer dan ooit betrokken voelen bij het nauwgezet nakomen van hun plichten als burgers van de aarde. Het is hun opdracht met het licht van het Evangelie bij te dragen aan de opbouw van een wereld naar de maatstaf van de mens en in volkomen harmonie met het plan van God.

Veel problemen verduisteren de horizon van onze tijd. Het mag volstaan te denken aan de noodzaak om te werken voor de vrede, om degelijke voorwaarden van ge-rechtigheid en solidariteit in de betrekkingen tussen de volkeren te brengen, en om het menselijk leven vanaf de ontvangenis tot aan zijn natuurlijke einde te verdedigen. En wat moet men denken van de duizend ongerijmdheden van een 'gemondialiseerde' wereld, waarin de zwaksten, de kleinsten en de armsten schijnbaar weinig te verwachten hebben? Juist in deze wereld moet de christelijke hoop oplichten! Ook daarom wilde de Heer in de Eucharistie bij ons blijven en heeft Hij in zijn heilige tegenwoordigheid bij de offermaaltijd de belofte van een door zijn liefde vernieuwde mensheid gegraveerd. Daar waar de synoptische evangeliën verslag doen van de instelling van de Eucharistie, biedt het Johannesevangelie, aldus de diepe betekenis aangevend, het verhaal van de "voetwassing", waarin Jezus zich tot Heer van de gemeenschap en de dienst maakt <[vgl. Joh 13,1-20]>, om zo de diepe betekenis van de instelling duidelijk te maken. De heilige apostel Paulus noemt van zijn kant de deelname van de christelijke gemeente aan de maaltijd van de Heer 'onwaardig', wanneer er verdeeldheid be-staat en de gemeente onverschillig staat tegenover de armen. <[vgl. 1 Kor 11,17-22.27-34]>

Het verkondigen van de dood van de Heer, "totdat Hij komt" (1Kor 11,26) houdt voor alle christenen die aan de Eucharistie deelnemen de verplichting in om hun leven te veranderen, opdat het in zekere zin helemaal 'eucharistisch' wordt. Juist deze vrucht van de verandering van het bestaan en de plicht om de wereld om te vormen overeenkomstig het Evangelie, doen de eschatologische spanning van de Eucharistieviering en van het hele christelijke leven schitteren: "Kom, Heer Jezus!" (Apk 22,20).

.....

HOOFDSTUK 3

Apostoliciteit van de Eucharistie en van de Kerk

......

29. Een uitdrukking die regelmatig is gebruikt door het Tweede Vaticaanse Concilie, waaronder "in de persoon van Christus voltrekt hij het eucharistisch offer" (Tweede Vaticaans Concilie, Decreet over de Kerk "Lumen Gentium" nrs. 10 en 28), is ook al sterk verworteld in de leerstellige uitspraken van de Pausen.(Bijv. Paus Pius XII, Encycliek Mediator Dei"). Zoals ik bij een andere gelegenheid al heb aangeduid, betekent de uitspraak "in persona Christi" meer dan het offeren 'in de naam van' of 'in plaats van' Christus. In persona betekent een specifieke sacramentele identificatie met de eeuwige Hoge Priester die de auteur en het eerste voorwerp is van deze offergave van hemzelf is, een offergave waarin, in waarheid, niemand zijn plaats kan innemen. (Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief Dominicae Cenae (24 february 1980), 8: AAS 72 (1980), 128-129). Het dienstwerk van de priester, die het Sacrament van de Heilige Wijdingen heeft ontvangen, door de heilseconomie gekozen door Christus, maakt duidelijk dat de Eucharistie welke de priesters celebreren, een gave is die radicaal uitstijgt boven de macht van de gemeenschap en is onder alle omstandigheden essentieel voor een waardige verbintenis van de Eucharistische consecratie met de offergave van het Kruis en van het Laatste Avondmaal. De gemeenschap verzameld zich voor de viering van de Eucharistie, wanneer het een waarlijk Eucharistische gemeenschap wil zijn, en heeft absoluut de aanwezigheid van een gewijde priester al haar president nodig. Aan de andere kant, de gemeenschap is in zichzelf niet in staat om in een gewijde bedienaar te voorzien. Deze bedienaar is een gave die de gemeenschap ontvangt door de apostolische successie die terug gaat op de Apostelen. Het is de Bisschop die, door het Sacrament van de Heilige Wijdingen, een nieuwe priester maakt door aan hem de macht over te dragen om de Eucharistie te consacreren. Daaruit volgt dus, "de Eucharistie kan niet gevierd worden in een gemeenschap, tenzij door een gewijde priester, zoals het Vierde Lateraanse Concilie nadrukkelijk leert." (Congregatie voor d Geloofsleer, Brief Sacerdotium Ministeriale (6 august 1983), III.4: AAS 75 (1983), 1006; vgl. Vierde Lateraans Oecumenisch Concilie, Hoofdstuk 1, Constitutie over het Katholiek Geloof Faith Firmiter Credimus: DS 802).

........

HOOFDSTUK 4

De Eucharistie en de kerkelijke gemeenschap

43. 

43. In considering the Eucharist as the sacrament of ecclesial communion, there is one subject which, due to its importance, must not be overlooked: I am referring to the relationship of the Eucharist to ecumenical activity. We should all give thanks to the Blessed Trinity for the many members of the faithful throughout the world who in recent decades have felt an ardent desire for unity among all Christians. The Second Vatican Council, at the beginning of its Decree on Ecumenism, sees this as a special gift of God.89 It was an efficacious grace which inspired us, the sons and daughters of the Catholic Church and our brothers and sisters from other Churches and Ecclesial Communities, to set forth on the path of ecumenism. 

Our longing for the goal of unity prompts us to turn to the Eucharist, which is the supreme sacrament of the unity of the People of God, in as much as it is the apt expression and the unsurpassable source of that unity.90 In the celebration of the Eucharistic Sacrifice the Church prays that God, the Father of mercies, will grant his children the fullness of the Holy Spirit so that they may become one body and one spirit in Christ.91 In raising this prayer to the Father of lights, from whom comes every good endowment and every perfect gift (cf. Jas 1:17), the Church believes that she will be heard, for she prays in union with Christ her Head and Spouse, who takes up this plea of his Bride and joins it to that of his own redemptive sacrifice.

......

HOOFDSTUK 6

IN DE SCHOOL VAN MARIA, 'VROUW VAN DE EUCHARISTIE

53. Wanneer wij de innige betrekking, die de Kerk met de Eucharistie verbindt, in haar volle rijkdom willen herontdekken, mogen wij Maria, Moeder en Model van de Kerk, niet vergeten. In mijn Apostolische Brief Rosarium Virginis Mariae, heb ik de Heilige Maagd Maria aangewezen als de lerares om Christus Aangezicht te aanschouwen en onder de mysteries van het licht heb ik de instelling van de Eucharistie opgenomen. Maria kan ons tot dit Allerheiligst Sacrament brengen omdat zij er een diepe relatie mee heeft.

Het evangelie lijkt over dit thema te zwijgen. Bij de instelling van het Laatste Avondmaal wordt Maria niet vermeld. Maar wij weten dat zij bij de apostelen was toen dezen, "eensgezind volhardend in het gebed" (Hand. 1, 14) na de Hemelvaart in afwachting van de komst van de Heilige Geest bijeen waren. Haar aanwezigheid kan in de Eucharistieviering onder de gelovigen van de eerste christelijke generatie, die volhardde in het "breken van het brood" (Hand. 2, 42), zeker niet ontbroken hebben.

Naast haar deelname aan het Eucharistisch Maal, kan de relatie van Maria tot de Eucharistie indirect afgeleid worden uit haar innerlijke houding. Heel haar leven is Maria een door de Eucharistie gevormde vrouw. De Kerk, die Maria beschouwt als haar oerbeeld, is geroepen haar in haar relatie tot dit heiligste geheim na te volgen.

54. Mysterium fidei! Als de Eucharistie een geloofsgeheim is, dat ons verstand ver te boven gaat, om ons zo tot een zuiverder overgave aan Gods Woord te verplichten, kan niemand beter dan Maria ons daarin steunen en leiden. Ons herhalen van Jezus' geste bij het Laatste Avondmaal, als vervulling van zijn opdracht 'Doe dit tot mijn gedachtenis', is tegelijk een navolging van Maria's uitnodiging hem zonder aarzelen te gehoorzamen: 'Doe wat Hij u zeggen zal." (Joh. 2, 5)

Met de moederlijk zorg, die zij bij de bruiloft van Kana liet zien, lijkt Maria ons te zeggen: 'Twijfel niet, vertrouw het woord van mijn Zoon. Hij die in staat was water in wijn te veranderen, is evenzeer in staat uit brood en wijn zijn Lichaam en Bloed te maken en zo de gelovigen een feitelijke gedachtenis van Zijn Pascha te geven, door op deze wijze Zich tot "Brood des levens" te maken.

55. In zekere zin heeft Maria haar eucharistisch geloof reeds voor de instelling ervan beleden en wel op grond van het feit dat zij haar maagdelijke schoot voor de menswording van het Woord Gods heeft aangeboden. Terwijl de Eucharistie naar het lijden en de Verrijzenis verwijst, is zij ook in continuïteit met de menswording. Maria ontving bij de aankondiging de Zoon van God in de fysieke realiteit van zijn Lichaam en Bloed. Aldus anticipeert zij in zekere zin op wat sacramenteel gebeurt in iedere gelovige, die onder de tekenen van brood en wijn het Lichaam en Bloed van de Heer ontvangt.

Er is daarom een diepe overeenkomst tussen Maria's jawoord op de aankondiging door de engel, en het 'amen' dat iedere gelovige uitspreekt als hij het Lichaam van de Heer ontvangt. Maria was geroepen te geloven dat Hij, die zij ontving "door de werking van de Heilige Geest de Zoon van God was" (Lc. 1, 30-35)'. In continuïteit met het geloof van de Maagd wordt in het eucharistisch geheim van ons gevraagd te geloven dat Jezus Christus, de Zoon van God en de Zoon van Maria, met heel zijn goddelijk en menselijk zijn, tegenwoordig is onder de tekenen van brood en wijn.

"Zalig die gelooft heeft" (Lc. 1, 45): in het geheim van de menswording loopt Maria ook vooruit op het eucharistisch geloof van de Kerk. Bij haar bezoek aan Elisabeth draagt zij het vleesgeworden Woord in haar schoot en is zo in zekere zin een tabernakel. Het eerste tabernakel uit de geschiedenis waarin de Zoon van God, nog onzichtbaar voor de ogen van de mensen, aan Elisabeth wordt aangeboden ter aanbidding. Zijn licht wordt 'uitgestraald' door de ogen en stem van Maria.

Is Maria's verrukte blik, waarmee zij voor het eerst het gezicht van de pasgeboren Jezus aanschouwt en waarmee zij Hem in haar armen drukt, niet het ongeëvenaarde model van liefde, waardoor wij ons zouden moeten laten inspireren, telkens als wij ter communie gaan?

56. Maria, heel haar leven - en niet alleen op Calvarië - aan Christus' zijde, heeft zich een eigen offerdimensie van de Eucharistie eigen gemaakt. Toen zij haar kind Jezus naar de Tempel bracht om hem de Heer aan te bieden, hoorde zij de oude Simeon profeteren dat dit kind een 'teken van tegenspraak' zou zijn, en dat een zwaard haar eigen hart zou doorboren.

De tragedie van de kruisiging van haar Zoon werd zo aangekondigd en wierp haar Stabat Mater aan de voet van het kruis al zijn schaduw vooruit.

In haar dagelijkse voorbereiding op Calvarië, heeft Maria iets van een 'geanticipeerde Eucharistie' ervaren, dat men een 'geestelijke communie' zou mogen noemen. Een geestelijke communie van verlangen en offer, die zou culmineren in haar eenheid in het lijden van haar Zoon, en na Pasen uitdrukking zou vinden in haar deelname aan de Eucharistie die de Apostelen vierden als gedachtenis aan het lijden.

Wat zal Maria gevoeld hebben, toen zij uit de mond van Petrus, Johannes en Jacobus en de andere apostelen de woorden hoorde die bij het Laatste Avondmaal werden gesproken: 'Dit is mijn Lichaam dat voor u wordt overgeleverd'? Het Lichaam dat voor ons is overgeleverd en werkelijk aanwezig werd gemaakt onder de sacramentele tekenen, was hetzelfde Lichaam dat zij had ontvangen in haar schoot!

Voor Maria moet het ontvangen van de Eucharistie in zekere zin een hernieuwd welkom in haar schoot zijn geweest van het hart dat in eenheid met het hare heeft geklopt en een herleving van haar ervaring aan de voet van het kruis.

57. 'Doe dit tot mijn gedachtenis.' In de gedachtenis van Calvarië is alles aanwezig wat Christus met zijn lijden en dood heeft bewerkstelligd. Dat betekent, dat alles wat Christus heeft gedaan voor zijn Moeder voor ons heil ook aanwezig is. Hij gaf haar zijn geliefde leerling en, in hem, ieder van ons: "<i>Ziedaar uw zoon!' Tot ieder van ons zegt Hij: 'Ziedaar uw Moeder!'

De gedachtenis van Christus' dood in de Eucharistie beleven, betekent ook het ontvangen van deze gave. Dat betekent dat wij degene die wij telkens opnieuw als Moeder ontvangen, naar het voorbeeld van Johannes aanvaarden. Het betekent ook dat wij ons voornemen ons aan Christus te conformeren en ons daarvoor in de school van Maria begeven om ons door haar te laten begeleiden. Maria is met de Kerk en als Moeder van de Kerk in iedere Eucharistieviering aanwezig. Zoals Kerk en Eucharistie een onscheidbare eenheid vormen, geldt dat evenzeer voor Maria en de Eucharistie.

Dit is één van de redenen waarom, vanaf de vroegste tijd, de gedachtenis aan Maria altijd onderdeel is geweest van de Eucharistievieringen in de Kerken van Oost en West.

58. In de Eucharistie is de Kerk volledig verenigd met Christus en zijn offer en maakt zij zich de geest van Maria eigen. Deze waarheid laat zich verdiepen wanneer wij het Magnificat in eucharistische zin herlezen. Net als de lofzang van Maria is de Eucharistie vóór alles lof- en dankzegging. Als Maria uitroept: 'Hoog verheft nu mijn ziel de Heer en verrukt is mijn geest om God mijn Verlosser', draagt zij Jezus in haar schoot. Zij looft de Vader 'om' Jezus, maar zij looft hem ook 'in' Jezus en 'met' Jezus. Dat is precies de juiste eucharistische houding.

Tegelijkertijd gedenkt Maria de wonderbare daden van God in de heilsgeschiedenis, overeenkomstig de belofte aan de vaderen, en verkondigt het alles overtreffende wonder van de verlossende menswording. 

In het Magnificat is uiteindelijk ook de eschatologische spanning van de Eucharistie aanwezig. Iedere keer, wanneer de Zoon Gods zich in de 'armoedige' sacramentele tekenen van boord en wijn aan ons toont, wordt in de wereld de kiem gelegd van die nieuwe geschiedenis, waarin 'machtigen van hun troon gestoten' en de 'eenvoudigen tot aanzien' gebracht worden.

Maria bezingt deze 'nieuwe hemel' en 'nieuwe aarde', waarop de Eucharistie vooruitloopt en daarin vinden zij in zekere zin hun 'programma'.

Het Magnificat drukt Maria's spiritualiteit uit en er is niets beters dan deze spiritualiteit die ons kan helpen het mysterie van de Eucharistie te ervaren.

De Eucharistie is ons gegeven opdat ons leven, net als dat van Maria, geheel een Magnificat mag worden!"

HOOFDSTUK 7

SLOT

........

Terug

 
Samenstelling, vertaling  en bewerking: © 2001-2003, Stichting InterKerk, Poeldijk in samenwerking  met
www.katholieknieuwsblad.nl  
Bron: www.vatican.va 
2003041702.htm
Laatste wijziging 18-mrt-2004